Blog: Hoe sterk is de eenzame fietser?

woensdag 9 september 2015
timer 6 min
Nederland staat bekend al een land van fietsers. Jaarlijks maken we ruim 4,5 miljard fietsritten, waarbij we 15 miljard kilometer afleggen. In 1885 werd op de Maliebaan in Utrecht het eerste fietspad aangelegd en dat is inmiddels uitgegroeid tot bijna 35.000 kilometer. Op het eerste gezicht lijken we geen duwtje in de rug nodig te hebben dus.

Wind mee

Toch is het ‘ene fietsen’ het ‘andere’ niet. Sommige mensen zijn druk met hun lijf en gezondheid, maar gaan altijd met de auto naar de sportschool. Anderen klimmen graag in hun vrije tijd op de sportfiets, maar zien de fiets niet als een gebruiksvoorwerp. Gemak, gewoontes en (ogenschijnlijke) tijdbesparing bepalen vaak het beeld. En dan zijn er ook nog mensen die helemaal niet van fietsen houden.

 

Maar zijn er dan geen argumenten te bedenken om mensen die niet fietsen toch op de pedalen te krijgen? Deskundigen zeggen van wel. Zo toont Brits onderzoek aan dat wie lopend of op de fiets naar het werk gaat, niet alleen gezonder af is, maar ook gelukkiger is dan een forens in de auto. In Nederland wordt de fiets door tweederde van alle Nederlanders in verband gebracht met vreugde. Negatieve emoties komen bij de fiets veel minder voor (slechts bij 4%). Daarnaast is fietsen goedkoop en wint zij het op sommige afstanden qua reistijd zelfs van de auto. Aangrijpingspunten voor fietsstimulering genoeg.

 

Wind tegen

Als we de onderzoeken mogen geloven brengt de fiets ons gezondheid, geluk, vreugde, geld en meer tijd. Het lijkt dan ook niet meer dan logisch dat we ons gedrag zullen aanpassen. Echter, we weten inmiddels ook dat ons rationele brein niet de enige stuurman op het schip is. Waar onze ratio wel te porren lijkt voor een kwalitatieve impuls aan ons leven, gaan de diepere lagen al snel protesteren. ‘Fietsen is helemaal niet altijd alleen maar fijn,’ fluistert het zoogdierenbrein ons toe. En daar ploppen doemscenario’s vol regen, vermoeidheid, bezweet op het werk komen en lekke banden tussen onze grijze cellen naar de oppervlakte. Vanuit nog grotere diepten klinkt de holle echo van ons reptielenbrein. Nog voor we op de fiets geklommen zijn gaat onze hartslag al omhoog; plotseling gaan fietsen is zó in strijd met  de automatismen en gewoontes die we zorgvuldig hebben opgebouwd in de jaren die achter ons liggen. Kortom, het rommelt van binnen en duurzame gedragsverandering lukt echt alleen maar als de drie lagen van ons brein bereid zijn tot samenwerking.

 

Het nemen van bergetappes

Cognitief gedragstherapeut Martin Appelo deed wetenschappelijk onderzoek naar hoe het komt dat veranderen zo vaak mislukt. Hij vond onder andere dat  bij leefstijlgerelateerde gedragsverandering gericht op gezond bewegen en eten, alle mooie voornemens in zo’n 80% van de gevallen een doodlopende weg blijken. Met andere woorden, men houdt het nieuwe gedrag niet vol. De oorzaak van dit falen zit in ons hoofd. De voornaamste valkuilen op weg naar verandering:

  • toch maar kiezen voor  de makkelijkste weg;
  • ons door anderen of onszelf laten overtuigen dat de verandering uiteindelijk geen zoden aan de dijk zet;
  • onze doelen beetje bij beetje naar beneden bijstellen, en;
  • de schuld van ons falen buiten ons zelf leggen.

 

We kunnen het valkuilen noemen, maar we zouden ook kunnen spreken van ‘cognitieve cols’ van formaat. Als we de rit willen uitrijden, zullen we er overheen moeten. Hoe lukt het die 20% wel om deze hobbels te nemen?

 

Appelo heeft daarvoor zelfs een formule bedacht: d? = F(iD x D x iA). Succesvolle en duurzame gedragsverandering (d?) is volgens deze formule een functie van innerlijke drang (iD), discipline (D) en interne attributie (iA). Als de drang om te veranderen (noem het je motivatie) te laag is, als de discipline ontbreekt of als je makkelijk anderen de schuld geeft van je eigen falen, vergeet het dan maar. Maar voor wie wel de juiste mentaliteit heeft, is er hoop. En wil je als gewetensvolle beleidsmaker zo iemand een handje helpen,  zet dan vooral in op ‘waardenloze communicatie’. Let op de ‘n’ in waardenloos.  Het betekent ‘communiceren zonder te bekeren’. Geen belerende taal, maar deelnemers zelf laten uitvinden wat belangrijk voor hen is. Daar valt voor ons veranderaars nog een hoop leren.

 

Surplace

Sinds gedragsverandering de nieuwe belofte in beleidsland is, willen we snel en het liefst ook veel resultaat boeken.  Het verklaart onze focus op oplossingen. We maken daarbij – met of zonder fiets – sprongen zonder te weten wat de hordes zijn. Hoeveel tijd nemen we nou bij het opzetten van maatregelen voor vragen als:  Waar gaat het nu eigenlijk over? Wat is nu echt het probleem? Wat moet er veranderen voor structurele verbetering?

 

Zeker zo belangrijk is een nadere verdieping in de gedragsverandering zelf. Van welk gedrag moeten de deelnemers eigenlijk afstand doen en – vooral – wat  betekent dat ‘verlies’ voor hen? Wat denken zij zelf nodig te hebben om succes te hebben? Wat helpt hen om voldoende discipline op te brengen? Hoe kunnen we hen helpen de oorzaak van zowel slagen als falen bij zichzelf te zoeken en niet in hun omgeving? Echte ondersteuning bij gedragsverandering hoeft helemaal niet zo ingewikkeld te zijn, maar vraagt wel een pas op de plaats (surplace) alvorens een kant en klare oplossing te serveren.

 

Beleidsmakers – en de maatregelen die zij bedenken – zouden wel wat minder de regie mogen voeren in de  veranderingstrajecten en de deelnemers zelf juist wat meer. Meer inbreng van deelnemers zelf in de projecten, meer differentiatie in de doelstellingen die gehaald moeten worden en een wat meer ruimte voor tussentijdse koerswijzigingen. Dan zouden we ‘de cols in ons brein’ wel eens te slim af kunnen zijn en tegelijk de beleidsdoelen een stuk dichterbij brengen. Iedereen heeft immers voldoende realiteitszin, maar niet iedereen heeft zin in dezelfde realiteit.

 

Referenties

  • Appelo, M., 2014, Waarom veranderen (meestal) mislukt, Boom Cure & Care, Amsterdam.
  • Martina, A., Goryakina, Y, Suhrckea, M., 2014, Does active commuting improve psychological wellbeing? Longitudinal evidence from eighteen waves of the British Household Panel Survey,  Preventive Medicine, volume 69, p. 296 – 303.

Over het nemen van psychologische cols van de eerste categorie