Onderzoek: e-participatie werkt

maandag 11 augustus 2014
timer 2 min
De Universiteit Utrecht heeft onlangs een onderzoek naar e-participatie A13/A16 afgerond. Een van de conclusies: met de website A13A16rotterdam.nl zijn belanghebbenden bereikt die anders niet of veel minder betrokken zouden zijn geweest.

Meer betrokken

Bijna 300 mensen lieten op de projectwebsite een reactie achter. 100 van deze participanten vulden vervolgens een enquête voor het onderzoek in. Meer dan de helft daarvan voelt zich door de website meer betrokken bij het ontwikkelingsproces van de A13/A16 Rotterdam.

Transparant proces

Bijna alle respondenten (92%) hebben dankzij de projectwebsite nieuwe kennis opgedaan. Zij gaven aan vooral meer inzicht te hebben in de plannen. Ook waren de bezoekers van de website nieuwsgierig naar de ideeën en meningen van anderen. De website droeg in die zin bij aan een open, transparant proces.

Serieus genomen

Minder dan een derde van de deelnemers vraagt zich af of hun input serieus wordt meegenomen in de besluitvorming. In de komende maanden bestuderen regionale bestuurders en Rijkswaterstaat de inhoudelijke reacties. In het najaar informeren Rijkswaterstaat en de regionale partners de deelnemers over welke ideeën wel of niet zijn meegenomen in de plannen.

 

Participatiemoment

Meer dan de helft van de deelnemers wilde eerder participeren in het proces. Zij hadden zich bijvoorbeeld graag uitgesproken over de noodzaak en de ligging van de weg. De projectwebsite was daar echter niet voor bedoeld. Minister Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu heeft immers al een besluit genomen over het nut en de ligging van het tracé.

 

Kansen zien

Voor Rijkswaterstaat was de projectwebsite A13/A16 Rotterdam een succes. Het gaf ons inzicht in wat er leeft onder omwonenden en gebruikers van het projectgebied. Bovendien zijn er via e-participatie meer mensen bereikt. Mensen zagen ook kansen in de plannen voor de nieuwe weg, zoals een mountainbikeparcours op de taluds (hellingen) en het dak van de landtunnel.

Bron: Rijkswaterstaat