"Beleid verkeersveiligheid moet integraler"

dinsdag 30 mei 2023

foto: HaskoningDTV

Om de verkeersveiligheid een nieuwe impuls te geven, werd in 2019 het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030 gelanceerd. Met een proactieve, risico gestuurde aanpak als drijfveer. 
Een veel belovende insteek, maar de uitdagingen van de laatste jaren laten zien dat het niet genoeg is; slachtofferaantallen nemen zelfs toe. Peter Morsink, senioradviseur Mobiliteit en Verkeersveiligheid bij Royal HaskoningDHV, hamert op meer integraal verkeersveiligheidsbeleid. 
 

“We zitten midden In de mobiliteitstransitie. Steden worden drukker. We moeten anders omgaan met de beperkte ruimte die we beschikbaar hebben. Dat vertaalt zich in minder auto's in de stad, meer mensen op de fiets. Aan de rand van de stad parkeren en overstappen op de fiets of openbaar vervoer. In de mobiliteitstransitie en de vraagstukken die daarbij komen kijken moet verkeersveiligheid integraal meegenomen worden”, stelt Peter Morsink.

“Ook moeten we ervoor zorgen dat waardevolle inzichten uit de risico gestuurde aanpak van het SPV beter en sneller naar de praktijk doorvertaald worden. “Belangrijk daarvoor is de inzichten uit analyses direct in verband te brengen met kennis van de lokale situatie bij ambtenaren en bewoners.“

Durven overgeven aan de techniek

Morsink houdt zich bij dit ingenieurs- en adviesbureau onder andere bezig met de vraag hoe nieuwe technologieën in het verkeerssysteem zijn te integreren, zodat je daar optimaal de vruchten van plukt. “Een menselijke fout vormt in 95% van de verkeersongevallen de oorzaak. Als we dat kunnen voorkomen, hebben we een sterk middel in handen om de verkeersveiligheid echt te verbeteren. Maar dan moeten die nieuwe technologieën wel goed functioneren, er moet draagvlak zijn en mensen moeten zich over durven geven aan die techniek. Dat zal stapsgewijs gaan.”

Meer voorlichting nodig

Als voorbeeld van nieuwe techniek noemt hij de rijtaakondersteuning in de auto. Als je deze op een goede manier in ons huidige verkeerssysteem integreert, zal dat volgens Morsink leiden tot minder ongevallen, files en verstoringen. “Maar automobilisten moeten wel begrijpen hoe die techniek werkt. Daarom lijkt het mij goed dat deze technologie opgenomen wordt in de rijopleiding- en het examen, want het is belangrijk dat je begrijpt wanneer je deze wel en niet moet inschakelen.”

Een grote verantwoordelijkheid ligt tevens bij de fabrikanten van dit soort producten, die goede productinformatie moeten verschaffen. “Als je een auto aanschaft met rijtaakondersteuning krijg je slechts een korte uitleg in de showroom en moet je het vervolgens in de praktijk ondervinden. Dat is een ongewenste situatie. Betere productinformatie in combinatie met aandacht In de rijopleiding en meer voorlichting is een must.”

Meer auto's met rijassistentie

Wie ook zullen moeten meebewegen in deze ontwikkelingen zijn de wegbeheerders. Lang hadden wegbeheerders de insteek dat het vooral de auto’s zijn die zich moeten aanpassen aan de wegen. Er komen echter alleen maar meer auto's met rijassistentie op de weg. Volgend jaar moet vanuit Europese regelgeving elke nieuw geproduceerde auto rijtaakondersteunende functies aan boord hebben.

Wegbeheerders weten dat deze ontwikkeling eraan komt en hebben daar ook veel bij te winnen, want als deze technologie goed werkt, leidt dit tot minder ongevallen en een betere verkeersdoorstroming. Morsink: “De meeste wegbeheerders lopen er niet voor weg dat ze hierin een rol hebben. Ze zijn daarin nog wel zoekende en kijken kritisch naar de kosten, en dat is natuurlijk ook goed. Als zij maatregelen zoals het op orde houden van wegmarkering, bebording en digitale datahuishouding kunnen koppelen aan lopende processen rondom bijvoorbeeld beheer en onderhoud van wegen, dan wordt het makkelijker.”

Samenwerken en schakelen

Voor de wegbeheerder is de wereld een stuk ingewikkelder geworden. Kansen liggen er volop om met de nieuwste technologie een betere verkeersveiligheid en efficiënter verkeer te bewerkstelligen. Dat betekent wel voor de wegbeheerder dat ze met veel meer partijen moeten samenwerken en schakelen dan voorheen. Bijvoorbeeld met zowel aanbieders van verkeersinformatie en autotechniek als navigatiesystemen.

“Je wil voorkomen dat de wegbeheerder informatie geeft over een omleiding, terwijl het navigatiesysteem aangeeft dat je prima kunt doorrijden. Afstemming met elkaar is daarvoor van essentieel belang. Dat werkt effectief en efficiënt.”

Verbindingen leggen

“Met onze kennis van verkeersveiligheid, wegontwerp, mobiliteit en duurzaamheid helpen wij de wegbeheerder om een integraal mobiliteitsbeleid op te stellen. Voor overheden leggen we verbindingen met andere stakeholders die daarvoor nodig zijn. Je hebt zowel beleidsmakers voor verkeersveiligheidsplannen nodig, als ook stakeholders uit het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en onderwijsinstellingen. Wij fungeren daar als de verbindende schakel in, proberen onze kennis zo goed mogelijk in die plannen te verwerken én te monitoren dat die plannen ook daadwerkelijk tot uitvoering komen.” 

Wij hebben daar als kennisdragers een verantwoordelijkheid in, evenals de autofabrikant verantwoordelijkheid heeft voor het op de markt brengen van een veilig voertuig. Zo’n voertuig moet natuurlijk uitgebreid getest worden, maar je wil graag dat die autofabrikanten meedenken met de maatschappelijke opgaven waar we in deze mobiliteitstransitie tegenaan lopen. Dat een voertuigfabrikant bijvoorbeeld weet dat bij wegwerkzaamheden een bepaalde snelheidslimiet hoort, zodat de juiste informatie aan de bestuurder van dat voertuig gecommuniceerd wordt.”

Beoordelingsmethode 

Morsink werkt ook samen met kennis- en onderwijsinstellingen om nieuwe kennis te vergaren. Hoe rijdt een slim voertuig op de weg? Wat gebeurt er als deze op een locatie terechtkomt waar bijvoorbeeld een middengeleider op de weg ligt die niet volgens de richtlijnen is aangelegd? Gaat het voertuig daar een onvoorziene beweging maken?

Samen met de studenten ontwikkelt Morsink een beoordelingsmethodiek waarin een slim voertuig de afwijkende situaties kan detecteren en beoordelen. “Hoe doe je dat dan en waar let je dan op? Hoe beoordeel je bij zo’n voertuig wat wel en niet goed werkt? Dat doen we bijvoorbeeld samen met universiteiten en hogescholen, waarmee we een dergelijke beoordelingsmethodiek ontwikkelen en vervolgens praktisch toepasbaar maken in ons eigen werk. De mobiliteitstransitie is een gezamenlijke opgave voor ons, die ligt niet alleen bij de overheid”, benadrukt Morsink.