Gevolgen alcoholslotprogramma zijn onvoldoende afgewogen

dinsdag 10 maart 2015
timer 3 min
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is van oordeel dat de minister van Infrastructuur en Milieu bij het opstellen van het alcoholslotprogramma (ASP) de mogelijk ingrijpende gevolgen van de oplegging van het programma, die zich in de praktijk regelmatig voordoen, niet afdoende heeft afgewogen. Dat is een hard oordeel, legt Roeland de Korte, Jurist Verkeer en Wegbeheer, uit.

De Korte analyseert de uitspraken van 3 maart en 4 maart 2015 van de Hoge Raad en de Raad van State naar aanleiding van het (door het CBR opleggen van) alcoholslotprogramma, het ASP. Het programma kent op onderdelen een rigide systeem, stelt De Korte. Reden waarom advocaten al jaren strijden tegen het opleggen van een alcoholslot. De kans, dat een advocaat een dergelijke zaak won, was vrijwel nihil, omdat het CBR zich telkens op het standpunt stelde, dat zij simpelweg de toepasselijke verkeerswet- en regelgeving uitvoerde; in het bijzonder de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011.

 

Persoonlijke omstandigheden

Het CRB hield geen rekening met de persoonlijke omstandigheden van de betrokken automobilist aan wie het ASP werd opgelegd, omdat het CBR steeds van mening was, dat de ‘wet- en regelgeving geen mogelijkheid bood om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene’. Met deze argumentatie maakt de Raad van State nu korte metten. De Afdeling bestuursrechtspraak is van oordeel dat de minister van Infrastructuur en Milieu bij het opstellen van de hiervoor genoemde regeling ‘de mogelijk ingrijpende gevolgen van de oplegging van het alcoholslotprogramma, die zich in de praktijk regelmatig voordoen, niet afdoende heeft afgewogen’.

 

CBS mag en kan geen APS meer opleggen

Het CBR moet volgens de Raad van State een ASP opleggen als aan de voorwaarden van de regeling wordt voldaan, zonder dat het daarbij rekening mag houden met de persoonlijke omstandigheden van de bestuurder. De regeling geeft het CBR evenmin ruimte om een individuele afweging te maken wanneer het ASP in een concreet geval ingrijpende gevolgen heeft. Het verplicht opleggen van een ASP leidt daarom in de praktijk tot ongelijkheid en willekeur, omdat het voor de één veel ernstiger gevolgen heeft dan voor de ander. Om die reden acht de Afdeling bestuursrechtspraak de bepaling, waarin die verplichting is opgenomen, onverbindend. In de praktijk betekent, dit dat het CBR geen APS meer mag en kan opleggen.

 

Hoge Raad: dubbele bestraffing

Daarbij komt, dat de Hoge Raad in de uitspraak van 3 maart 2015 – kort samengevat – heeft bepaald, dat er naast een ASP niet ook nog door het openbaar ministerie strafrechtelijk mag worden vervolgd. De Hoge Raad vindt dat de bestuurlijke maatregel van het ASP erg lijkt op de situatie dat een rechter de betrokkene bestraft. Dat kan gezien worden als een ‘dubbele bestraffing’. Daarom kan iemand, die al moet deelnemen aan het ASP niet ook nog strafrechtelijk worden vervolgd. Tot dat oordeel was het Hof Den Haag ook al gekomen en dat wordt door de Hoge Raad nu bevestigd. Overigens geldt het oordeel van de Hoge Raad alleen voor ‘nieuwe gevallen’.