“Het woord Trends heeft in zich dat het iets lijkt dat je overkomt, dat nou eenmaal gebeurt”, vertelt adviseur mobiliteit en ruimte Thomas Straatemeijer van Goudappel. “Nu heeft de ‘maakbare wereld’ weleens een negatieve connotatie, maar zeker in ons vakgebied zijn er best veel dingen waar je wel wat aan kunt doen, waar je kunt sturen en condities kunt scheppen.”
Het gaat ook over de bestemming
Straatemeijer constateert dat we op een andere manier naar beleid zijn gaan kijken. “We kijken steeds meer op een andere manier naar bereikbaarheid, niet meer de traditionele focus op het functioneren van het systeem, op het oplossen en voorkomen van files, op volle treinen, maar op hoe mensen zich verplaatsen van A naar B, het grootste deel van de verplaatsingen heeft als doel om bepaalde bestemmingen te bereiken. Hebben mensen wel toegang tot werk, tot zorg, tot groen binnen acceptabele reistijd, moeite en kosten? Dat gaan we volgens mij meer centraal stellen.”
Hoe dan
Die omslag in denken is niet zonder uitdagingen. “Het is aan de ene kant natuurlijk heel goed om te kijken naar maatschappelijke participatie en toegang tot werk, om te kijken of het verkeer- en vervoersysteem zorgt dat iedereen mee kan doen. Daar is ook het idee van een basisnorm bereikbaarheid uit ontstaan, maar hoe geef je zoiets vorm? Als je zegt dat iedereen binnen een kwartier bijvoorbeeld een basisschool moet kunnen bereiken, is dat dan met de fiets? Met de auto? Met het openbaar vervoer? En voor een basisschool zou dat nog wel haalbaar zijn, maar dat lijkt me voor een mbo- of hbo-instelling niet reëel. Hoe bepaal je de norm, hoe leg je die uit en wat valt eronder?”
Ook binnen doelgroepen kan je differentiëren. Dat maakt het niet eenvoudiger. “Moet je voor ouderen misschien een andere norm hanteren dan voor jongeren, omdat reizen voor hen meer moeite kost? Voor je het weet heb je dan een vuistdikke bundel met per doelgroep uitgesplitst per activiteit een bereikbaarheidsnorm. Dan is het nog maar de vraag hoe uitvoerbaar zoiets is.”
Goed vertrekpunt
Begrijp Straatemeijer niet verkeerd, het principe van sturen op bereikbaarheid van relevante bestemmingen is een goed vertrekpunt. “Maar in de uitvoering is een harde norm lastig." Het risico bij een te strenge norm is dat de opgave heel groot wordt en je er niet aan kan voldoen, terwijl een te ruime norm nauwelijks tot een opgave leidt. Ook kan het zijn dat voor het halen van de norm voor iedereen, maatregelen genomen moeten worden die niet wenselijk zijn, zoals een openbaar vervoerverbinding die nauwelijks gebruikt wordt of een nieuwe weg door een kwetsbaar gebied. Uiteindelijk bedient een verkeer- en vervoersysteem veel verschillende type verplaatsingen en behoeften van mensen en moeten we zorgen dat we een optimum vinden in het bedienen van al deze behoeften. In plaats van een bereikbaarheidsnorm zou beter gewerkt kunnen worden met een streefwaarde per doelgroep voor de bereikbaarheid van voor hen relevante bestemmingen. Vervolgens kan per gebied gekeken worden in hoeverre er aan de verschillende streefwaarden wordt voldaan of dat er een opgave is.
Bereikbaarheidskaart van Nederland
Straatemeijer stelt een kaart van Nederland voor, waarop overheden en andere belanghebbenden kunnen zien hoe het ervoor staat met de bereikbaarheid van doelgroepen en voor hen relevante bestemmingen in een gebied. Voor jongeren kan het bijvoorbeeld gaan om de bereikbaarheid van onderwijs en sport, terwijl voor ouderen gekeken wordt naar de bereikbaarheid van winkels en zorg. Ook is het relevant om te kijken naar de mate waarin mensen toegang hebben tot een auto of niet, omdat dit vaak grote invloed heeft op hun bereikbaarheid. De bereikbaarheid met de auto van bestemmingen is op de meeste plekken in Nederland 3 tot 5 keer zo groot als met fiets en ov. Als je dan in één oogopslag kunt zien dat in een bepaald gebied voor meerdere doelgroepen de bereikbaarheid niet op orde is, dat betekent het dat er sprake is van een systeemopgave. Ga dan samen – Rijk, regio, gemeente – kijken hoe je dat kunt verbeteren. Eén overheid kan nooit alle bereikbaarheidsproblemen oplossen.”
Door inzichten te stapelen kom je tot een meer gebiedsgerichte, integrale aanpak. “De provincie gaat vaak over het regionaal openbaar vervoer, de gemeente heeft invloed op de locatie van de school, en de Rijksoverheid is nodig voor de grotere opgaven. Alleen samen komen we tot een integrale aanpak en moeten dat samen doen.”
Doelgerichte aanpak
Het kan ook zijn dat voor de meeste groepen de bereikbaarheid op orde is, maar voor een bepaalde doelgroep toch ondermaats is. “Neem bereikbaarheid voor ouderen, als die niet goed is, moeten we in een gebied misschien beter nadenken over de looproute en -afstand naar haltes. Of bij lage inkomens, als mensen de bus niet kunnen betalen heeft het vaker laten rijden van de bus niet zoveel zin.”
Bereikbaarheid is ook een politieke afweging, volgens Straatemeijer. “Misschien vind je bereikbaarheid van zorg belangrijker dan de bereikbaarheid van onderwijs. Vind je dat de bereikbaarheid met fiets en openbaar vervoer moet verbeteren ten opzichte van de auto en hoeveel dan? Vind je dat een ziekenhuis voor iedereen binnen 45 minuten bereikbaar moet zijn of niet? Daar zit iets sturends en normatiefs in. Door te kijken naar huidig gedrag krijgen we een idee welke reistijden mensen bereid zijn om af te leggen. We weten echter niet of mensen die reistijd ook acceptabel vinden of eigenlijk te lang. Belangrijker nog, er ontbreekt informatie over verplaatsingen die mensen wel willen maken, maar nu niet doen.”
Gesprek aangaan
“We gaan een interessante tijd tegemoet. We gaan anders kijken naar bereikbaarheid en moeten dat analytisch gaan onderbouwen en politiek gaan afwegen. Daarbij moet je ook met andere partijen het gesprek aangaan. De bereikbaarheid van ziekenhuizen hangt misschien veel meer af van het wel of niet sluiten van een ziekenhuis dan van hoe hard je kan rijden op de snelweg. Dat betekent dat het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, met andere ministeries om de bereikbaarheid van bestemmingen op peil te houden. Ook moeten we met burgers en maatschappelijke organisaties in gesprek om beter te begrijpen welke bereikbaarheid voor hen belangrijk is en waar het nu knelt, zodat we de juiste opgaven in beeld krijgen. Waarbij we elke keer moeten zoeken naar een goede balans tussen recht doen aan de verschillende behoeften aan bereikbaarheid en komen tot zinvolle verbeteringen voor het verkeer- en vervoerssysteem als geheel. Deze manier van kijken naar bereikbaarheid vraagt om een omslag in het denken. Het is belangrijk om onszelf de tijd te gunnen het uit te werken. Een file in een gebied waar veel bestemmingen dicht op elkaar zitten is misschien helemaal niet zo erg, want ik kan nog steeds genoeg bereiken. Het verdwijnen van voorzieningen in landelijk gebied heeft waarschijnlijk een veel grotere impact op de bereikbaarheid dan het verbeteren van het mobiliteitsaanbod.”