Individueel verblikken of collectief verschonen?

dinsdag 7 juli 2020

Individuele keuzes in verplaatsingsgedrag schaden op termijn mogelijk het collectieve belang, denken mobiliteitsexperts Niels Voogt en Jeroen Roelands van Goudappel Coffeng.

 

Kiezen we voor individueel verblikken of gaan we collectief verschonen? ​Ons verplaatsingsgedrag lijkt ingrijpend te veranderen. Als reflex op de huidige omstandigheden wordt bijvoorbeeld al door de ‘voormalige’ ov-reiziger gekozen voor de aanschaf van een tweedehands auto voor de grotere afstanden of een e-bike voor de kortere ritten. 

Voogt en Roelands van Goudappel Coffeng zien in de huidige situatie, waarbij mensen de auto in lijken te vluchten, een duidelijke parallel met de wijze waarop wij op dit moment de transitie naar elektrisch reizen vormgeven: we kiezen voor het individu, terwijl we juist zouden moeten kiezen voor het collectief belang.

Integrale strategie nodig

Het individuele belang van leveranciers en exploitanten van laadpalen lijkt bij de uitrol van laadinfrastructuur te prevaleren. Hierdoor dreigt een wildgroei aan (deel)oplossingen. Dit ‘slagveld’ gaat ten koste van de kwaliteit van die laadproducten en de openbare ruimte.

Daarom is een integrale strategie noodzakelijk, gebaseerd op meer ambitie, beter gedrag, goede techniek en doordacht ruimtegebruik. Een strategie die vooral het gezamenlijk belang voorop stelt en van de huidige stakeholders verlangt dat zij hun denkbeelden opnieuw vormgeven. Niet langer kan het bestaande ’systeem’ als uitgangspunt worden genomen voor verduurzaming maar is integrale samenwerking van primair belang.  

Deze transitie van mobiliteit staat hoog op de politieke agenda. Hoe kan dit passend worden gefaciliteerd, rekening houdend met schaarste, leefbaarheid, klimaat en veiligheid? Elektrificatie van het wagenpark is een van de centrale bouwstenen voor het verduurzamen van mobiliteit en staat aan de vooravond van volwassenheid. Een integrale visie kan de gewenste versnelling in de mobiliteitstransitie bewerkstelligen. 

1,8 miljoen laadpunten

In Nederland rijden bijna 13 miljoen voertuigen op de weg, waarvan ruim 8,5 miljoen personenauto’s. Hiervan zijn circa 120 duizend personenauto’s volledig elektrisch en 100 duizend plug-in hybride. Met circa 55 duizend (semi)publieke laadpunten betekent dit één openbaar laadpunt per vier auto’s met een stekker.

Ramingen van voor covid-19 kwamen uit op 1,9 miljoen elektrische personenauto’s in 2030. Volgens de Nationale Agenda Laadinfrastructuur zouden hiervoor 1,8 miljoen laadpunten nodig zijn. In meer dan de helft van de gevallen bevinden deze laadpunten zich in de openbare ruimte. Dit zou neerkomen op circa één laadpunt per twee elektrische voertuigen, een verdubbeling ten opzichte van nu.

Daarnaast stijgt ook het aantal elektrische (zero-emissie) bussen en logistieke voertuigen die gebruikmaken van laadinfrastructuur. De komende tien jaar wordt dan ook een substantiële transitie verwacht richting elektrisch vervoer en bijbehorende behoefte aan laadinfrastructuur.

Gedrag versus techniek

De invulling van mobiliteit wordt sterk beïnvloed door ons gedrag. De consument bepaalt immers welke keuzes worden gemaakt in bijvoorbeeld de aanschaf van voertuigen, het maken van een verplaatsing en met welke modaliteit. En daar wringt de schoen: niet het gedrag, maar juist de techniek is nu leidend bij de huidige invulling van de elektrische mobiliteitstransitie. Daarbij komt, dat de huidige ‘elektrische rijder’ simpelweg niet te vergelijken is met de gemiddelde automobilist.

Verkeerde investeringen

Door de huidige stand van de techniek en het huidige laadgedrag van de (veelal zakelijke) elektrische rijder te vertalen naar het aantal benodigde laadpunten in de toekomst, lopen we de kans de verkeerde investeringen te doen en tegelijkertijd de openbare (schaarse) ruimte vol te zetten met laadpunten. 

Momenteel is dit gedrag nog zeer versnipperd: consumenten en bedrijven worden gestimuleerd om elektrisch te gaan rijden, terwijl lokale overheden zich het hoofd breken over het vergunnen van het plaatsen van laadpunten.

Langs het hoofdwegennet verschijnen snellaadstations en op steeds meer plekken zie je waterstof(tank)stations. Verschillende voorzieningen bieden diverse soorten laadpunten – hier ligt wildgroei op de loer. Ondertussen wordt in het openbaar vervoer geijverd voor de overgang naar zero-emissie busvervoer en onderzoekt ook de logistieke sector hoe elektrificatie in de keten kan worden ingevuld.

Bijna volwassen

Dit was ook heel belangrijk voor de startfase en het stimuleren van elektrisch rijden en heeft veel kennis opgeleverd. Juist de vele verschillende initiatieven in deze pioniersfase hebben ervoor gezorgd dat de markt voor elektrische voertuigen gaandeweg volwassen wordt. 

Vrachtauto’s, bestelbusjes, bussen en auto’s delen dezelfde weginfrastructuur en staan voor dezelfde uitdaging: welke laadinfrastructuur kies ik, wat kost dat en welke keuzes passen het best bij mijn eigen mobiliteitsbehoefte?

Maar als ze aan het eind van de dag allemaal tegelijk willen laden dan vormt dit ook een uitdaging voor de netbeheerders en overheden. Want: kies je voor veel plekken om langzaam bij te laden of juist voor weinig plekken om snel te laden of voor de combinatie en in welke verhouding dan? En moet dat laden wel iedere dag?

De techniek ontwikkelt zich snel en we rijden straks echt niet meer allemaal onze accu dagelijks leeg. Herschikking over de volle breedte biedt kansen. Kansen om samen beter van te worden. 

Lokale visie 

Zeker is dat elektrische voertuigen gemeengoed worden. Lokale overheden moeten een visie hebben waarin vanuit het algemeen belang is nagedacht over hoe we onze mobiliteit gaan verschonen, wat de verwachte laadbehoefte is en wat de beste laadlocaties zijn voor de verschillende sectoren.

Zo creëer je een veel beter onderbouwde businesscase voor deze voorzieningen: van het faciliteren van individuen naar het beschikbaar hebben van collectieve oplossingen. Slimme oplossingen waartoe ook parkeerbeleid hoort, beleid dat aansluit bij de locatie van de parkeerplaats en de doelgroep(en) die er gebruik van maken.

In 2030 verwachten we dat elektrische voertuigen een substantieel aandeel vormen van het totaal. Als we dit slim en integraal organiseren dan worden de prognoses wellicht overtroffen. Juist nu liggen er kansen om ons mobiliteitssysteem opnieuw vorm te geven, te versnellen én te verschonen. En dat is goed voor het collectief én het individu.