Mobiliteitshubs zijn in opkomst. Beleidsmakers, vervoerders en aanbieders investeren volop in plekken waar verschillende vervoersvormen samenkomen. Maar wat vaak vergeten wordt: een hub is geen technisch project – het is een gedragsvraagstuk. Zolang we dat negeren, blijven hubs lege plekken vol goede bedoelingen.
Van hype naar impact: Zo maak je mobiliteitshubs echt werkend

Foto: Shutterstock
Een mobiliteitshub is ‘een plek waar diverse reizen en vervoersvormen samenkomen’. Het concept van een hub staat sinds enkele jaren sterk in de belangstelling. Er wordt veel nagedacht over vorm en uitvoering, maar een succesvolle hub vergt meer.
Gedrag als startpunt, niet als bijzaak
Mensen gaan niet vanzelf anders reizen. Een parkeerplek met een deelfiets maakt nog geen gedragsverandering. Wil je dat mensen een hub echt gebruiken? Dan moet je hun reislogica begrijpen. Wat beweegt hen? Wat houdt hen tegen? Drie factoren zijn hierin cruciaal:
1. Capaciteit: Kunnen mensen fysiek en mentaal omgaan met de nieuwe reisvormen?
2. Motivatie: Vinden ze het nuttig of houden gewoontes hen vast in oud gedrag?
3. Gelegenheid: Worden ze geholpen of juist tegengewerkt door hun omgeving – zowel fysiek als sociaal?
Alleen door deze vragen serieus te nemen en gebruikers centraal te stellen, kun je interventies ontwikkelen die werken. Te vaak wordt mobiliteitsbeleid ontworpen zonder echte aansluiting bij de gebruiker. Een nieuwe hub realiseren klinkt goed, maar als niemand zich erin herkent of het gebruiksvriendelijk vindt, dan werkt het niet. Ongeacht hoe slim de oplossing is.
Gedragsverandering moet niet aan het einde komen als communicatiesausje, maar aan het begin als fundament. Dat vraagt om onderzoek, empathie en lef om keuzes te maken die het gedrag echt kantelen.
Overheden en werkgevers: geen losse puzzelstukjes meer
Een hubgebruiker reist in een wereld van dubbel beleid: dat van de overheid én van de werkgever. Als die niet op elkaar zijn afgestemd, raakt de reiziger letterlijk en figuurlijk de weg kwijt.
Stel je voor: een gloednieuwe hub aan de rand van een bedrijventerrein. Alles klopt technisch. Maar de parkeerplaats blijft leeg, de fietsen staan stil. Waarom? Omdat het mobiliteitsbeleid van werkgevers nog stuurt op parkeren op eigen terrein, zonder vergoeding voor ov of deelfietsen. En de locatie van de hub sluit net niet aan bij de reisroutes van de meeste medewerkers.
Zolang de ene partij gas geeft en de ander op de rem trapt, kom je nergens.
Zo moet het wél
Stel als gemeente niet alleen de plek van de hub vast, maar ontwikkel samen met werkgevers een gedeelde strategie:
• Bepaal de locatie van de hub afgestemd op de gebruiker.
• Faciliteer goede routes vanaf de hub en overstapmogelijkheden op ov en fiets.
• Stimuleer overstapgedrag via vergoedingen, flexibele mobiliteitskaarten en helder beleid.
• Zorg dat ov, fiets en auto niet concurreren, maar slim samenwerken.
• Bouw beleid rondom de gebruiker: wat heeft die nodig om te willen én kunnen veranderen?
Een hub wordt pas succesvol als gedrag, beleid en omgeving samenspelen.
Blijf leren van gedrag en gebruik
Zelfs met een goed ontworpen hub, afgestemd beleid en betrokken werkgevers, blijft de praktijk weerbarstig. Gedrag is geen constante: het verandert onder invloed van seizoenen, persoonlijke omstandigheden en bredere maatschappelijke trends. Juist daarom is het cruciaal om mobiliteitshubs niet alleen te ontwerpen en lanceren, maar ook te monitoren en continu te verbeteren. Hoe gebruiken mensen de hub echt? Welke routes worden wel en niet gekozen?Waar haken gebruikers af, en waarom? Dit soort inzichten krijg je niet alleen uit cijfers, maar ook uit gesprekken, observaties en participatief onderzoek. Een ‘gebruikersonderzoek-na-lancering’ zou standaard onderdeel moeten zijn van elk hubproject.
Werk met iteratieve leerloops: verbeter de hub stap voor stap op basis van echte feedback. Denk klein en wendbaar, in plaats van groot en statisch. Alleen zo blijven hubs aansluiten bij de leefwereld van reizigers en worden ze méér dan goedbedoelde infrastructuur.
Tot slot: een hub is geen doel, maar een middel
Een mobiliteitshub is geen infrastructuurproject, maar een gedragsinterventie. Het is een keuzepunt in de reis van mensen. Letterlijk en mentaal. Zolang we dat niet erkennen en benutten, blijven we mobiliteit maken voor systemen in plaats van voor mensen.
Diepte-interviews door gedragsexperts zijn een goede methode om inzicht te krijgen op de aan-/afwezigheid van capaciteit, motivatie en gelegenheid voor de mobiliteitshub. Interviews geven de mogelijkheid om niet alleen te vragen naar het waarom, maar ook door te vragen naar de reden achter de reden. Naar de onbewuste drijfveren van het gedrag. Door vragen te stellen over het gewenste én het huidige gedrag, leert een gedragsexperts huidige reisroutines kennen. Zij begrijpen hoe ze zijn ontstaan en waarom mensen eraan vasthouden. In een interview ligt de focus op één of eventueel twee doelgedragingen. In het geval van de mobiliteitshub richt je je dan op ‘de overstap van de auto naar een ander vervoersmiddel (bijv. het ov of de deelfiets) en de ‘last mile’. Uit ervaring (en onderzoek door de Nielsen Norman Group) weten we dat gemiddeld zes interviews nodig zijn voordat ‘saturatie’ optreedt. Dat is het moment dat we vooral herhalingen horen en de hoeveelheid nieuwe informatie gering is. Voorwaarde is dat de doelgroep specifiek en homogeen is.