Kijk naar onderliggende waarden en doelen bij mobiliteitsopgaven

donderdag 17 november 2022

Om het mobiliteitsvraagstuk écht aan te pakken moet je dat niet alleen doen over alle vervoersmodaliteiten maar ook over alle beleidsthema’s en samen met alle betrokken partijen. Bovendien moet je kijken naar de onderliggende doelen. Dan pas heb je echt een integrale aanpak in de volle betekenis van het woord, is de overtuiging van Maarten van Setten van Moventem en hoogleraar Urban Mobility Futures (UvA) Marco te Brömmelstroet.

Kijken naar onderliggende doelen en naar integraliteit is nodig omdat de openbare ruimte van een gebied voor meerdere decennia wordt ingevuld, aldus Te Brömmelstroet. “Nu worden mobiliteitsopgaven te vaak benaderd als een technocratisch optimalisatievraagstuk, waarbij het gaat om zaken als de doorstroming van voertuigen en het beter benutten van capaciteit op het spoor.” Van Setten heeft daar wel een verklaring voor: “Bestuurders en beleidsmakers zijn (noodgedwongen) te veel bezig met de korte termijn, want de scope gaat niet veel verder dan de vierjarige bestuursperiode. Mobiliteit wordt op dit moment vaak gezien als een gevolg van de inrichting van de openbare ruimte. Het vereist lef, eensgezindheid en het kost tijd om dit te veranderen, maar als je problemen echt wil aanpakken, moeten de eerste stappen nu worden gezet.”

We draaien te veel aan oppervlakkige knoppen

Te Brömmelstroet gaat nog een stapje terug: “Je zou eerst een veel breder democratisch debat moeten voeren over doelen die nu vaak niet ter discussie staan, zoals het centraal stellen van de economische groei.” Hij haalt vervolgens de piramide van Donella Meadows over systeemverandering aan. “Zij onderscheidt diepgaande en oppervlakkige knoppen waar je aan kunt draaien. Wij blijven in Nederland op dat oppervlakkige punt steken. Deels omdat we daar ook erg goed in zijn: zie bijvoorbeeld de video’s van Not Just Bikes. Een radicalere systeemverandering is alleen mogelijk als je ook aan de diepgaande knoppen draait. Dan moet je het daar wel over gaan hebben!”

Te Brömmelstroet ziet steden als Parijs, Milaan, Barcelona en Brussel als inspirerende voorbeelden, waarbij wel aan die diepgaande knoppen is gedraaid en waar ingrijpende keuzes zijn gemaakt. “Zij stellen namelijk wel fundamentele vragen, zoals waarvoor een stad of een straat eigenlijk dient.” Van deze steden kan Nederland volgens Te Brömmelstroet leren om een ander verhaal te vertellen over waar de straat, de stad en het mobiliteitssysteem voor dient. “Anne Hidalgo is herkozen als burgemeester, mede door een campagne waarin Parijs als stad van solidariteit, participatie en nabijheid is neergezet. De verkeerskundigen moeten daar nu aan de slag om 10.000 autoparkeerplaatsen te verwijderen en alle straten bij scholen af te sluiten voor autoverkeer. Nieuwe doelen leiden tot radicale ingrepen.”

Wat kunnen ‘we’ nu al doen?

Dat dit niet gebeurt, lijkt volgens Te Brömmelstroet te duiden op een maatschappelijke burn-out: we zien dat onze manier van werken – de technocratie – niet meer werkt, maar we proberen dat op te lossen door nog harder zo te werken, en zijn daardoor niet in staat is om de fundamentele vragen te stellen. Om even stil te staan en te reflecteren. Toch ziet hij wel mogelijkheden voor de ‘stappen’ van Van Setten. “Kijk naar voorbeelden zoals Groningen, waar in een leidraad is vastgesteld dat elke straat minimaal tien verschillende dimensies heeft. Daardoor moet je voor de inrichting van iedere straat niet alleen een verkeerskundige betrekken, maar ook bijvoorbeeld een ecoloog, socioloog of econoom. Per definitie volstaat een technocratisch proces dan niet meer. Dit geldt voor een stedelijk gebied, maar kun je ook vertalen naar het niveau van corridor, regio of land. Zo kom je tot een hele andere definitie van de problemen en mogelijke oplossingen.”

Bestuurders kunnen ook in plaats van een aparte mobiliteitsvisie een visie op de openbare ruimte opstellen: waarom hebben we nog wethouders Verkeer? Een derde stap is om concrete transitie-experimenten te doen, die gaan over systematische verandering. “Een mooi voorbeeld is het Bosk-project, waarbij ruim 1000 bomen door Leeuwarden wandelden. Nadat het bos voorbij is gekomen, kun je nooit meer niet-zien dat de straat allerlei verschillende doelen kan dienen.”

Andere aanpak, andere indicatoren

Te Brömmelstroet wil vooral laten zien dat het niet per se gaat over welke manier van kijken méér of mínder waar is. Maar dat we leren dat er op dat niveau keuzes gemaakt worden die uiteindelijk ons begrip van problemen en oplossingen kleuren en beperken. Van Setten vult aan: “Het betekent dat je een ander gesprek voert met de doelgroep. Ook de definitie van doelgroep verandert: het gaat niet meer over ‘reizigers’, maar over mensen die in het gebied wonen, werken en recreëren en daarvoor ook reizen (of juist niet). In het gesprek moet het dus niet alleen gaan over mobiliteit als doel op zich, maar over de positieve (of negatieve) bijdrage die mobiliteit heeft op het dagelijks leven en het ‘geluksgevoel’.”

Eensgezind over het einddoel

Hoewel ze hun visie over het eindbeeld delen, hebben beide heren vanuit hun verschillende rollen een andere route voor ogen. Van Setten verwoordt het als volgt: “Te Brömmelstroet heeft als wetenschapper en ‘luis in de pels’ een duidelijke en vernieuwende visie op de lange termijn en stelt vragen die dwingen om anders te kijken naar (gevolgen van) mobiliteit. Ik probeer deze visie te vertalen naar het hier en nu: door het verbreden van de doelgroep, een ander gesprek te voeren en op basis van andere/aanvullende indicatoren te monitoren en te evalueren. Op basis daarvan kunnen we morgen gerichte stappen zetten richting een écht integrale aanpak (in de volle betekenis van het woord).”